Voorbereiding
1. Laat de ricotta goed uitlekken
Voor geslaagde gnocchi moet de ricotta goed droog zijn. Doe de ricotta in een fijne zeef (of wikkel hem in een schone doek) en laat hem minstens 2 uur, of nog beter, een nacht, in de koelkast rusten. Zo voorkom je dat het deeg te vochtig wordt.
2. Bereid de courgettes voor
Was de courgette, verwijder de uiteinden en rasp ze met een grove rasp. Doe ze in een kom, voeg een snufje zout toe en laat ze ongeveer tien minuten rusten.
Knijp ze na de kooktijd met je handen uit of wikkel ze in een schone doek en droog ze goed af. Ze moeten zoveel mogelijk vocht verliezen, anders lopen de gnocchi het risico dat ze tijdens het koken uit elkaar vallen.
3. Bereid het deeg voor
Meng in een grote kom de uitgelekte ricotta, het ei, de geraspte Parmezaanse kaas en een snufje zout. Meng krachtig met een vork of spatel tot een glad mengsel.
Voeg de uitgeperste courgettes toe en meng alles voorzichtig.
Voeg nu beetje bij beetje de bloem toe: begin met de helft, meng met een lepel of direct met je handen. Voeg indien nodig meer bloem toe: het deeg moet zacht maar niet plakkerig zijn.
Onthoud: hoe minder bloem u gebruikt, hoe luchtiger de gnocchi zullen zijn!
4. Vorm de gnocchi
Bestrooi je werkblad goed met bloem. Doe het deeg in de kom en kneed het kort, net lang genoeg om het compact te maken.
Verdeel het deeg in 4-5 porties en vorm er broden van met een diameter van ongeveer 2 cm. Rol ze voorzichtig op.
Snijd elk brood in gelijke stukken met een met bloem bestoven mes. Je kunt ze eventueel over de achterkant van een vork of een gnocchiplankje halen om de klassieke ribbels te creëren, maar ze zijn ook heerlijk zonder korst.